Tips voor Automatische ATU's

Click on flag for English

AUTOMATISCHE ATU

Langzamerhand komen er meer en meer transceivers met ingebouwde antennetuners op de markt. Veel fabrikanten bieden ook losse auto-tuners aan. Het regelbereik van zulke afstemeenheden is meestal beperkt. Zij zijn eigenlijk ontworpen om een te hoge SWR voor de set terug te brengen tot een acceptabele waarde.

TOEPASSING

Het is mogelijk om een willeurige antenne aan te passen door een primaire- of pre-match tuner (Fig a) in te zetten. Deze eenheid staat dichtbij de antenne en wordt in het midden van de band afgestemd. De interne tuner zorgt via een coaxkabel voor de rest. Zo'n extra ATU kan eenvoudig van opzet zijn en bestaan uit een spoel met aftakkingen en omschakelbare condensatoren. Als een vaste antenne gebruikt wordt hoeft alles maar eenmaal ingesteld te worden en via relais of stappenschakelaar kan steeds de juiste band gekozen worden.

Vaak is het zelfs mogelijk (Fig b) om een goede aanpassing te vinden met een 1 : 4 (fig»), 1 : 9 impedantietransformator of met een "balun" van coaxkabel. Met deze laatste methode heeft men de minste problemen omdat geen verzadiging kan optreden door het ontbreken van kernmateriaal.

  

 

 

Als de antenne een impedantie heeft die lager is dan 50 Ω wordt een pre-match tuner geschakeld volgens figuur a, («fig) de condensator komt aan de ingangszijde. Ook het voeden van een openlijn (Fig b) is mogelijk door middel van een 1 : 4 balun. De secundaire winding moet als ket kan een voldoende hoge impedantie hebben ten opzichte van de impedantie aan het begin van de open lijn, lees eventueel daarover in balun. Dat geldt ook voor het systeem van figuur b in de eerste plaatje.

 

 

 

 

Balun 1 : 4

50 of 75 Ω coax

=›

 

 

Hiernaast ziet u een andere methode. Als de koppelwinding en de secundaire spoel goed zijn uitgekiend, is hiermee ook een goed resultaat te bereiken. Zorg voor een stevige koppeling door over het ondereinde van de grote spoel te wikkelen. De zelfinductie van de koppelwinding moet ongeveer 5 µH/160 m, 2.5 µH/80 m, 1.25 µH/40 m etc. zijn. Met deze gegevens is het experimenteel bepalen van de windingen voor de secundaire spoel een stuk eenvoudiger.

MAGNETISCH BALUN

 

 

Veel opgang doen tegenwoordig de magnetische-balun-antennes. Bij dat systeem voedt men een antenne aan het hoogohmige uiteinde met een 1 : 9 tot 1 : 12 autotransformator (zie Foto's). De tegencapaciteit is de afscherming van de coaxkabel.

 

 

Deze 1 : 9 balun is volgens een advertentie gemaakt met een Amidon T130-2 ringkern. Het is twijfelachtig of daarmee wel een voldoende eigen zelfinductie (zie Baluns) van de spoelen is te verkrijgen op de lagere amateurbanden. De getoonde baluns staan erbij als voorbeeld en zijn niet door mij getest.  

Inderdaad zijn met magnetic longwires verbindingen mogelijk want het gaat ook met een sprietje op een auto. Probeer zo'n antenne maar eens zelf met een 50 Ω weerstand (fig») in plaats van de balun en vergelijk dan het resultaat (= hetzelfde?). Doe daarna een test met dezelfde draad op klassieke wijze gevoed met open lijn en een goede tuner. Meer wil ik er niet over zeggen.

Goed bruikbaar is de autotransformator van de antenne in de plaats van de impedantietransformator in de eerste figuur b. De kant van de magmetische balun die normaal aan de afscherming is verbonden komt nu aan de tegencapaciteit of "aarde".