Vraag & Antwoord

 

Ant

ATU

Balun

Buis

Component

Lineair

Meten

Trafo

TX & RX

 

Hier vindt u een selectie van de aan mij gestelde vragen en de beantwoording daarvan.

 23-05-2010 Met storing door 811A?

ANTENNES

Antennehoogte. Is de ene antenne beter dan de andere?

Antwoord: Elke antenne die goed aangepast is (met of zonder tuner) straalt alle energie uit. Het resultaat bij het tegenstation hangt af van de opstralingshoek (en richting). Bij de een kan dat signaal zwakker zijn dan bij een ander en met een tweede antenne kan het net andersom zijn. Verder is nooit te voorspellen wat ter plekke een antenne op lage hoogte in een beperkte ruimte doet. Iedereen moet op zijn locatie een paar systemen proberen om vast te stellen wat het beste bevalt. Omdat je antenne maar zo laag hangt kan je alle theorie vergeten over straling want alles gaat bij jou op 80 en 160 m vrijwel recht omhoog.

Om verliezen in tuners te vermijden is het zaak om zoveel mogelijk antenne (fig») in een beperkte ruimte kwijt te raken. De ATU hoeft dan niet het tekort aan draad te compenseren, maar werkt dan meer als aanpasser van impedanties. Dat geeft minder verliezen dan het uitvoeren van beide taken tegelijk. Als de lengte van een openlijn dan langer moet worden zijn de verliezen daarmee te verwaarlozen ten opzichte van het "compenseren" door de antenne tuner. Lees ook het artikel Antenne Potpourri.

Cobra systeem toepassen?

Ik zou graag een ZS6BKW maken, maar deze ophangen als een Cobra. De afmetingen van de ZS6BKW zijn normaal gesproken: beide benen samen 27.50 m en 450 Ohm lint van 12.20 m. Ik wilde deze lengtes aanhouden, echter de benen als 4 stukken parallel laten lopen. De totale lengte van de antenne (beide benen) zou dan 6.87m worden. De 450 Ohm lintkabel zou dan wel gewoon 12,20m blijven. Zou dit gaan werken? Kan ik het uiteinde van de lintkabel direct op een antennetuner aansluiten (er zit een "balanced" aansluiting op)? Kan ik de 12.20m lintkabel ook oprollen of moet deze vrij hangend zijn?

Antwoord: Antennes zoals G5RV en ZS6BKW zijn gewone dipool antennes, maar werden ontworpen om met een bepaalde lengte van de draad samen met een bepaalde lengte van de lintkabel ervoor te zorgen dat de zender een lage impedantie (lage SWR) ziet op meerdere amateur-banden.

Als je de spanwijdte van een antenne gaat beperken door delen parallel te laten lopen, dan neemt de capaciteit van de antenne ten opzichte van aarde toe. Met andere woorden: de antenne wordt ogenschijnlijk langer en dan voldoet het systeem niet meer aan de specifieke eigenschappen (impedantie en resonantie) van de ontwerper. Dat kan soms weer hersteld worden door de lintlijn korter te maken.

Als je over een geschikte antennetuner met een symmetrische uitgang beschikt, dan is de lengte van antenne en voedingslijn niet van belang. Je hangt een symmetrische antenne op (als b.v. een Cobra), knoopt er een open lijn of lintlijn aan, regel de antennetuner af, klaar!

Een te lange lintlijn kan je eventueel oprollen of op een pijp wikkelen, maar het zal nu wel duidelijk zijn dat met een symmetrische tuner de lintlijn ook ingekort kan worden.

Deltaloop verticaal. Een soort rechtopstaande deltaloop werkt dat minder voor dx op 80 en 40 m dan de andere antenne varianten?

Antwoord: Mijn ervaring met zo'n beperkte ruimte (en hoogte) is dat er in de werking weinig verschil is tussen een inverted dipole, sloper of verticale deltaloop. Dat bleek uit mijn test op 40 m met deze drie antennes opgehangen aan een 12 m hoge metalen mast. Daarom gebruik ik nu een V antennevorm, ook omdat het minder opvallend is dan een delta loop. Met een langere mast in een weiland zal er wel duidelijk verschil zijn tussen de antennes.

In jouw situatie heeft een de deltaloop het voordeel dat, als ik even snel reken, je met een omtrek van 18 + 30 + 25 = 73 m dicht in de buurt komt van een hele golf op 80 m. Dat is gunstig voor 10 t/m 80 m. Op 160 m zal de impedantie van het voedingspunt in de buurt komen van 6 - 10 ? en dat is voor veel tuners een probleem om zonder veel verliezen aan te passen.

FD3 verlengen en terugvouwen. Op dit moment heb ik een originele FD-3 antenne hangen in de tuin. Onlangs heb ik voldoende litzedraad gekocht om deze om te bouwen naar een FD-4 antenne door de benen te verlengen. De wens is namelijk om op meerdere banden uit te kunnen komen, maar er is geen ruimte om zo’n antenne in zijn geheel te plaatsen. Nu ben ik benieuwd wat het terugvouwen van het draad voor mogelijkheden biedt. Liggen de draden dan zonder afstand op elkaar als deze teruggevouwen zijn? Uit een eigen beredenering kan ik mij voorstellen dat ik dan wel moet spelen met de lengte van de draad i.v.m. het verschuiven van de impedantie. Heb je misschien nog enkele handige tips (inkorten draad etc.) om dit tot een goed einde te brengen.

Antwoord: Bij het terugvouwen moet er enige afstand blijven bestaan tussen beide draden. Mechanisch is dat niet altijd gemakkelijk uitvoerbaar en dan kan men stukken (weerbestendige fig») lintlijn gebruiken als "teruggevouwen" delen. Een FD4 is mijn ervaring heeft voor alle banden de laagste SWR als de antenne gestrekt in één lijn opgehangen wordt. Bij het terugvouwen verandert de elektrische lengte van de antenne en dat kan op een paar banden de SWR (gunstig of ongunstig) veranderen, zodat een ATU nodig kan zijn. Je kan de antenne te lang maken, dan aan beide zijden 10 cm eraf knippen en de frequentie verschuiving meten. Vervolgens is dan te berekenen hoeveel er werkelijk af moet om op een bepaalde band een gunstige SWR te verkrijgen.

½ G5RV. Ik heb een Yaesu FT-920 met ingebouwde tuner gekoppeld aan mijn halve G5RV. De huidige lengte van de antenne is: 2 × 7.77 meter en de voedingslijn (openlijn) is 4.95 meter die gevoed wordt met coax. Bij de overgang van de kabel naar openlijn is een smoorspoel (choke balun, 10 windingen van 15 cm doorsnede) aangebracht. Alles werkt prima maar ik kan de antenne hier niet afstemmen omdat het bereik van de tuner beperkt tot aanpassing van 150 ?. Nu is mijn vraag, kan ik gebruik maken van een balun gemaakt van coax van bijv. 1 ÷ 4 om toch met de ingebouwde tuner te werken?

Antwoord: Lang geleden heb ik ontdekt dat voor 10 t/m 80 m een openlijn + antennehelft ongeveer 27 m moeten zijn om een (middelmatige) impedantie te verkrijgen die de minste problemen geeft voor een tuner.

 

 Dat feit heb ik niet getest met de afmeting van een halve G5RV maar het zal denk ik goed aanpassen op 10, 20 en 40 m. Vaak maakt het met de voorgestelde 27 m niet meer uit of koppeling plaats vindt met een 1 ÷ 1 of 1 ÷ 4 balun. Met een dipool van 2 × 7.77 m wordt de voedingslijn (13.25 tot 13.75 m) – 7.77 m = 5.5 tot 6 m. Als je ook prijs stelt op de 80m band is het beter om (26.5 tot 27.5 m) – 7.77 = 18.70 tot 19.7 m te nemen. De lijn kan opgerold worden volgens de tekening. Verder is de impedantie voor de tuner te "verbeteren" door de lengte van de coaxkabel te verlengen of te verkorten. Gebruik bij voorkeur stukken kabel (RG58 of RG 213) die 6.8 m zijn of een veelvoud daarvan zoals 13.6 m, 27.2 m. (Dat zijn halve golven of veelvouden van de meeste amateur banden). Dat is inclusief de lengte van de kabel waarmee de mantelsmoorspoel of choke balun gemaakt is.

GPA404 resonantie. Een brandende kwestie. Ik heb een GPA404 met draden als radialen en mijn SWR 1 ÷ 2 op 14.300 MHz is goed te noemen. Alleen ik mag maar tot 14.250 MHz komen en daar word het al snel slechter. Mijn vraag, moet ik de 20 m radiaal langer of korter maken om hem onder in de band beter te krijgen. Volgens mij moet hij langer worden of niet?

Antwoord: De frequentie op 20 m moet omlaag, dus de antenne is te kort. De radiaal verlengen is niet zo'n goed idee want hij is al langer dan de straler. Als je dat doet, gaat het meer op een uit het midden gevoede antenne werken. Je moet het stuk pijp onder de 20 m trap verlengen, maar het kan ook anders (fig») met een stukje draad of RVS staaf/spaak. Niet aan de bovenste trap maar aan het uiteinde van de 20 m pijp m. Ik denk dat 2 - 5 cm voldoende is. Bepaal eerst de juiste lengte met een stukje blank installatiedraad. Een eenvoudige methode voor het bevestigen gaat met een RVS slangenklem. Later kan de modificatie eventueel bespoten worden met bij voorbeeld tectyl.

J-POLE (J antenne). Ik ben op zoek naar het juiste rekenprogramma om J-pole antennes te kunnen berekenen; ik ben er wel diverse tegengekomen maar allemaal met verschillende uitkomsten!

Antwoord: ik ben uit ervaring niet zo gecharmeerd van reken en simulatie programma's want in de praktijk kan het anders en ook gunstiger uitpakken. Niemand vraagt zich af of die programma's wel kloppen. Weliswaar zal de berekening wiskundig wel in orde zijn, maar de ingevoerde factoren niet altijd. Dat is ook de reden dat je verschillende uitkomsten aantreft bij een J-pole. Enige uitleg zal dat duidelijk maken.

Stel je hebt een halve golf dipool berekend en rekening gehouden met de verkortingsfactor. Als daar een ¼ golf stub aangelegd wordt, betekent dat een extra capaciteit aan het uiteinde van de antenne die dus ogenschijnlijk langer wordt. Hetzelfde geldt voor de ¼ golf stub, ook op lengte gemaakt en rekening gehouden met een verkortingsfactor. Door het vastmaken van de antenne verandert aan het open uiteide de capaciteit waardoor de stub ogenschijnlijk ook langer wordt. Ik betwijfel of genoemde factoren correct in elke berekening verwerkt worden. Je zal dus zelf veel moeten experimenteren, maar een goede start is het op lengte brengen van een stub met behulp van een (grid)dipmeter. Feitelijk hoeft het een en ander niet zo precies, want vrijwel alle energie komt in de antenne terecht.

Nog even ter verduidelijking:

Een J antenne (in feite een ZEPP antenne) kan beschouwd worden als een hele golf (λ) straler waarvan ιιn dipoolhelft (½ λ) opgevouwen is. Omdat in het laatste geval de geleiders erg dicht naast elkaar liggen doen zij niet mee aan de eigenlijke straling. Symmetrische voeding van een 1 Χ λ antenne is mogelijk op drie plaatsen volgens figuren a, b en c (fig»). U ziet in figuur d dat als een ½ λ gedeelte gevouwen wordt, er nog steeds een symmetrisch voedingspunt blijft bestaan. Ook als het opgevouwen deel aan het uiteinde kortgesloten is, kan de zo gevormde ? λ stub over zijn hele lengte symmetrisch gevoed worden. Bij de zogenaamde "J" antenne is het voedingspunt ook symmetrisch. Vaak echter voedt men deze antenne met een coaxkabel en dan zou een balun of mantelsmoorspoel gebruikt moeten worden. Als men dat niet doet en bij voorbeeld een TL buisje als indicator toepast, dan ziet men dat de stroom en spanningsverdeling niet symmetrisch over de antenne verdeeld is.

Loop horizontaal.

 

 

 

Zou deze antenne («fig) werken op 80, 40 en 20 meter? Het is een soort van mini skywire loop. Natuurlijk kan ik de coax vervangen door 27.20 m open voedingslijn, er een 4 op 1 balun op aansluiten en dan met een kort stukje coax van 1 meter de transceiver in. Of mag de openlijn of coax ook minder zijn, bijvoorbeeld de helft zoals 13.60 m?

 

 

Antwoord: In principe kan de antenne met open lijn en een goede symmetrische antenne tuner zelfs goed werken van 10 tot en met 80 m. Om een tuner te ontlasten is het beter om het systeem op 80 m min of meer in resonantie te brengen door het aanbrengen van een openlijn zoals op de tekening. Verder zijn er een paar mogelijkheden ingetekend om het systeem te voeden. De eerste figuur lijkt mij gezien de plaatselijke situatie het meest praktische.

"Onzichtbare" antenne.

 

Na het plaatsen van een W 8010 op het dak, kreeg ik veel commentaar van de buren: of onze huizen een schip moesten voorstellen tot een lokaal zenderpark. Daarna heb ik de antenne verlaagd en door het inspuiten met aluminium zilver spray van antennemast en de zwarte draden het profiel minder zichtbaar gemaakt. Er bleef één ernstig klagende buurman over, die zelfs zover gaat dat volgens hem de huizen in waarde verminderd zijn. Daarom wil ik het geheel nog minder opvallend maken. De van 4 m naar 2.5 m boven het dak verlaagde antenne werkt fantastisch, dus daar is gelukkig niets mis mee. Maar...... heb je voor mij een uitvoerbaar advies om alles minder opvallend of "onzichtbaar te maken?

Antwoord: Het ziet er allemaal goed uit. Zelf heb ik ook kleuren gebruikt: wit, zilver, zwart en groen om de zichtbaarheid te verminderen. Die kleuren deden het goed maar helaas was de (on)zichtbaarheid sterk afhankelijk van het weertype. Als ik je foto's bekijk, dan vallen de verlengspoelen het meeste op en daarna de twee dipolen parallel. Plaats één dipool zonder spoelen (een soort G5RV) en voedt dat met Twincom (fig»), een type symmetrische openlijn dat eruit ziet als een coaxkabel, zie Antenne Potpourri.

De kabel kan je net als coaxkabel gewoon op het dak leggen of door een kunststof pijp voeren zoals je al gedaan hebt. Als je dan een symmetrische ATU gebruikt, kan je alle banden werken. Qua antenne zal je er niet op achteruit gaan. Verkoop de W80-10 en koop van dat geld Twincom.

Hoeveel radialen.

Ik ben een beetje aan het experimenteren met een verticale antenne van ongeveer 7.5 m lengte om die mee te nemen op mijn dxexpeditie volgend jaar. Nu heb ik 26 radialen uitgespannen op de grond rondom gelijk verdeeld van 7.5 lengte want experts zeggen dat het weinig zin heeft om radialen langer te maken. Maakt het veel uit van welk materiaal de radialen gemaakt zijn omdat er nu gegalvaniseerd ijzerdraad van 0.9 mm doorsnede gebruikt wordt want dat was lekker goedkoop. Is het beter om aluminium draad of koperdraad te gebruiken? Heeft het nut heeft om het aantal te verhogen naar ongeveer 50 stuks? Nog een vraag, kan ik mijn antenne met open lijn voeden want coaxkabel is nogal zwaar en 450 Ohm van wireman is wat lichter om mee te nemen, ik moet dan wel een tuner meenemen. Doe ik dan 1 poot aan de antenne en de andere poot van de lijn aan het radialennet of kan dat zo niet?

Antwoord: Er is een oud patent van voor 1940 over een vertical met 2 radialen. Dat is een goede antenne maar het voedingspunt is ongeveer 18 Ohm. Hoe meer radialen des te meer benadert het voedingspunt de waarde van 36 Ohm. Ik denk ook dat het rondstraaleffect dan beter is en de opstraalhoek lager. Gezien het aantal radialen dat je gebruikt, werkt de antenne effectief en het materiaal van de radialen is niet meer van belang. Voor een expeditie zou ik voor de hanteerbaarheid radialen nemen van dun (PVC) geïsoleerd koperdraad. Een andere vragensteller heb ik al geadviseerd bij het gebruiken van een mast (met antennes) als antenne en voeden met openlijn. Je kan het (fig») op dezelfde manier doen.

Voedingslijn.

Hoe zou ik op een beste manier een open voedingslijn moeten aansluiten op een antenne. Het is voor het voeden van een antenne systeem over een afstand van 200 meter. Ik wilde voor deze lange afstand een open voedingslijn gebruiken (goedkoop, ruim aanwezig, geringe verliezen). De bedoeling is om 2 verschillende antenne systemen te maken, een 20 m lange ¼ golf vertical voor 80 m en een 240 m lange Beverage antenne. Nu heb ik gelezen dat de laatste antenne een 450 ? voedingspunt heeft, als ik daar een open lijn op aansluit, gaat die dan ook als antenne werken? Kan ik de open lijn zo op de vertical aansluiten? Een vertical zou toch 50 ? kunnen zijn of zou ik daar een balun tussen moeten van 4 ÷ 1? De open lijn heeft een hartafstand van 8 cm.

Als je bij de zender een 50 ? coax hebt en je gaat met een 1 ÷ 4 balun naar een 200 ? lijn heeft de hoogte ook iets bij te dragen op een open lijn en mag je hem ook over de grond leggen of zelfs in de grond? En Welke balun zou goed zijn, ze moeten wel wat vermogen kunnen hebben.

Antwoord: Een open voedingslijn straalt minimaal als de afstand tussen de geleiders klein is ten opzichte van de frequentie (voor HF kleiner dan 25 cm), 8 cm van jouw lijn is dus in orde. De lijn mag niet te dicht langs andere geleiders lopen en op de grond leggen is dus verkeerd. Als een symmetrische tuner gebruikt wordt, is de impedantie van de openlijn onbelangrijk. Je kan hem zo aanknopen aan elk willekeurig symmetrisch systeem, ook een verticale straler.

Een vertical met 90° radialen heeft een impedantie van 18 to 36 ?. Als het 50 ? is, zijn er ergens (aarde etc.) weerstandsverliezen bijgekomen. Een vertical met 2 radialen heeft een impedantie van 18 ? en met oneindig veel radialen (metalen vlak) een impedantie van 36 ?. Met minder radialen wordt dat iets tussen 18 en 36 ?. Door de hoek van de radialen te veranderen (> 90°) kan men de impedantie vergroten.

Om verliezen van coax over grote afstand te vermijden, kan je de vertical voeden met openlijn. Aan het begin en einde (fig») gebruik je respectievelijk een 1 ÷ 4 en een 4 ÷ 1 balun. Bij de set heb je dan wel een eenvoudige (inwendige) asymmetrische tuner nodig. Een balun zonder kern is het beste, zie o.a. de coaxbalun elders op deze site.

W3DZZ. Kan je een W3DZZ met openlijn voeden en is de lengte ervan niet kritisch

Antwoord: Elke dipool kan in het midden gevoed worden met een willekeurige lengte van openlijn. De verliezen in zo'n dubbele draad van zelfs 100 m zijn te verwaarlozen. Er vindt een impedantie transformatie plaats naar de zender. Dat kan aan de zenderkant een zeer lage tot een zeer hoge impedantie tot gevolg hebben en niet alle tuners zijn in staat om dat aan te passen. Daarom wordt er vaak een bepaalde lengte van de voedingslijn geadviseerd (b.v. G5RV). Een W3DZZ is een antenne die in resonantie kan zijn op 10, 15, 20, 40 en 80 m. Omdat dan de impedantie in het midden een waarde heeft van 50 – 100 ?, is voeden met een coaxkabel goed te doen. De SWR kan op sommige banden SWR = 2.5 zijn!

ANTENNE TUNER

Gedrag ATU.

Ik had vorig jaar het ontwerp van deze symmetrische tuner (fig») op internet gevonden. Nu is hij uiteindelijk klaar en het resultaat ziet er best wel aardig uit, maar het afstemmen gaat moeilijk. Het valt mij op dat slechts een zeer klein gedeelte van de rolspoel gebruikt wordt, steeds maar een paar wikkelingen 5 tot 10 µH en dat is alles. Alles klopt en is uitgevoerd volgens het destijds gepubliceerde schema. In andere configuraties zijn er doorgaans veel grotere verschillen in het aantal wikkelingen. De varco's doen dus het werk. De balun is de bekende paarse ferriet ringkern, zelfinductie aan beide zijden ca. 10 µH. Wellicht heb jij nog enige suggesties om mogelijk het resultaat te verbeteren want uiteindelijk wil het apparaat toch echt als hoofdtuner in mijn installatie gaan gebruiken.

Antwoord: Er is niets mis met je tuner. Je boft zelfs want kennelijk is de impedantie van je antennesysteem op alle banden zodanig laag, dat er met weinig zelfinductie volstaan kan worden. Over het algemeen is het zo hoe minder spoel hoe minder verliezen. Je afstemcapaciteit zal wel groter zijn, maar daar staat tegenover dat de spanning erover laag zal zijn. Waarschijnlijk zou je zelfs met je huidige antenne variabele condensatoren met een kleinere afstand tussen de platen kunnen gebruiken. Weinig zelfinductie hoeft niet alarmerend te zijn. Bij mijn huidige antenne hoeft, als van 80 m naar 160 m geschakeld wordt, alleen maar de condensator uitgedraaid te worden, terwijl je zou verwachten dat de capaciteit vergroot moet worden. Het afstemmen hoeft niet moeilijk te zijn. Het is een kwestie van ervaring en "Fingerspitzengefühl". Regel bij voorkeur af (met een stille afstemmer) op een dummyload.

ATU 160 m.

Als contester is het belangrijk zoveel mogelijk banden ter beschikking te hebben en mij ontbreekt de 160 meter band. Voor alle duidelijkheid, het gaat mij niet om te DX-en op die band, maar wel om binnen Europa zoveel mogelijk stations te werken. Met die intentie vraag ik mij af of het nou niet mogelijk is een eenvoudige ATU te maken voor alleen die 160 meter band. Voor alle andere banden heb ik al 2 uitstekende ATU’s.

Antwoord: Een eenvoudige ATU voor 160 m vergt enige zelfwerkzaamheid, maar als alle componenten experimenteel bepaald zijn voor een specifiek antennesysteem, kàn het een éénknop bediening worden. Maak een spoel en met een C = 180 pF meet je (met een dipper) de parallel resonantie. Vermeerder of verminder het aantal windingen tot er resonantie is. Breng de koppelwindingen over de spoel aan, op afstand of met geïsoleerd draad. Sluit de openlijn aan op de uiteinden van de spoel en stem af op SWR = 1. Als het niet lukt verplaats dan de taps meer naar binnen etc. Gezien de lage impedantie van je 160 m antennesysteem (± 2 × 10.5 m) verwacht ik dat de taps meer naar het midden van beide helften komt.

Ingang 50 ÷ 12.5 ?.

Wat ik niet goed begrijp, is hoe het kan dat een tuner een hoge antenne impedantie gemakkelijker kan aanpassen naar 12,5 Ohm.

Antwoord: Dat is niet de reden waarom ik dat in een aantal van mijn zelfbouw ATU's doe. Als je van 50 ? uitgaat moet je meestal omhoog transformeren. Maar het antennesysteem kan ook een lagere impedantie hebben dan 50 ?. Je moet omlaag transformeren en dan veel componenten in de meeste tuners omschakelen. Het komt niet zo vaak voor dat de aan te passen impedantie lager is dan 12.5 ?. Als je eerst van 50 naar 12.5 ? gaat, hoeft een tuner alleen omhoog te transformeren, hetgeen het systeem eenvoudiger en met minder componenten maakt. Er komen wel extra verliezen bij, maar dat is door het tegenstation nauwelijks vast te stellen. Meestal doe ik de stap 50 ÷ 12.5 ? niet maar neem ik een tussenweg door een 50 ÷ 22 ? transformator of balun te plaatsen.

BALUNS

Balun 1 ÷ 1 met 2 of 3 spoelen?

Misschien kun je me helpen met het probleem dat ik heb met het begrijpen van een 1 : 1 balun aan de ingang van een antennetuner. In jouw artikel over baluns beschrijf je, hoe een kern op een speciale manier gewikkeld werd met twee spoelen van een gelijk aantal windingen.

De aansluitingen van de ene wikkeling liggen tegenover die van de andere (secundaire fig»). Maar, en dat is mijn vraag, waarom mag ik niet "gewoon", bijv eerst een stel windingen leggen op de ene helft van de ringkern en dan de secundaire wikkeling dan aan de andere kant van de kern? Dus niet door elkaar heen gewikkeld. Of, stel het nog anders, bijv. 5 windingen aan de ene kant en daar tegenover een zelfde aantal windingen. Dan heb ik, als ik het als een trafo beschouw, toch ook een 1 : 1 trafo? Als ik nu één aansluiting van de "primaire" wikkeling aan aarde leg, heb ik dan ook een ass-symm trafo, of niet? Waarom moet ik bij het maken van een 1 : 1 balun met 3 draden gaan werken die samen om de kern worden gewikkeld? Heeft dat dan te maken met het unbalanced/balanced systeem? Kort gezegd, ik begrijp niet waarom men bij een 1 : 1 balun dan 3 draden samen moet wikkelen i.p.v. gewoon twee gelijke wikkelingen.

Antwoord:

(1) Om een balun breedbandig te krijgen moet de koppeling van de spoelen vast zijn en komen dus de draden zo dicht mogelijk tegen elkaar.

(2) De isolatie, afstand en de dikte van de draden ten opzichte van elkaar bepalen de karakteristieke impedantie. Wil men een 1 : 1 of 1 : 4 balun maken, dan moeten de draad paren elk een impedantie hebben van respectievelijk 50 ? en 100 ?. Bij veel baluns blijkt dat niet zo te zijn!

(3) Bij een dipoolantenne met een voedingspunt (50 ?) van lage impedantie, gebruikt men het beste een 1 : 1 balun met drie draden (3 spoelen). Zo'n (fig») systeem heeft de beste symmetrie want de belasting (antenne) is (theoretisch) ook symmetrisch.

(4) Een balun met twee draden (2 spoelen) is symmetrisch als de in en uitgang ook symmetrisch belast worden. Als één aansluiting van de primaire kant (fig») aan aarde ligt, wordt de balans aan de secundaire een beetje verstoord.

(5) Aan de ingang van een ATU is een balun niet zo kritisch omdat de tuner allerlei ongerechtigheden uitstemt. Bovendien zorgen de componenten van de tuner door hun constructie en montage al voor een onbalans. De balun met twee spoelen is een beetje onsymmetrisch aan de secundaire kant door het massacontact aan de primaire kant. Door nu te experimenteren met het verwisselen van de aansluitingen aan de in en uitgang, kan men de onbalans van de componenten in de tuner compenseren.

Balun 1 ÷ 4 of 1 ÷ 6? Ik wil zelf binnenkort een ¼ lambda vertical gaan bouwen en overweeg voeden met open lijn (er ist ongeveer 60 m voedingslijn nodig). Maar ik zit te piekeren over je tekst:

Om verliezen van coax over grote afstand te vermijden, kan je de vertical voeden met openlijn. Aan het begin en einde gebruik je respectievelijk een 1 ÷ 4 en een 4 ÷ 1 balun. Bij de set heb je dan wel een eenvoudige (inwendige) asymmetrische tuner nodig. Een balun zonder kern is het beste.

De vertical heeft in het beste geval zo'n 37 ohm impedantie. Met de 1 ÷ 4 balun transformeer je dat naar 150 ohm balanced. Maar open lijn (met een spacing van 8 à 10 cm - de bekende Amevo rozenclips) heeft al gauw een impedantie van 550 a 600 ohm. Waarom dan geen 1 ÷ 9 baluns genomen? Hebben zij een nadeel of vind je de misaanpassing tussen 150 ohm en 550/600 ohm veel minder belangrijk dan de transformatie van unbalanced naar balanced, en is het "al lang best" als er 1 ÷ 4 baluns worden gebruikt?
Antwoord: Je vermeldt niet of je de GP voor één of meer banden denkt te gebruiken. Voor één band zal het verlies met een juiste aanpassing en met coaxkabel niet onoverkomelijk zijn.
Voor meer banden zal een 1 ÷ 4 of 1 ÷ 9 balun alleen als zodanig werken als de aangeboden impedantie in resonantie is, dus zuiver Ohms c.q. refectievrij. Voor alle andere complexe waarden is het zelfs mogelijk dat er niet omhoog, maar omlaag getransformeerd wordt. Dat staat ook in de tekst van:
http://www.xs4all.nl/~pa0fri/Ant/Balun/balun.htm. Belangrijk is dat de balun zo goed mogelijk van asymmetrisch naar symmetrisch of andersom transformeert. Dat is bij een 1 ÷ 4 systeem beter of gemakkelijker te realiseren dan met een 1 ÷ 6 verhouding.

Choke balun(1). Ik heb nu een mantelfilter (choke balun) onder de balun geplaatst en wat schetst mijn verbazing: HF storing, BCI en LFI zijn nu nog veel erger en omvangrijker dan voorheen zonder dit filter. Wat zich toen beperkte tot instralen op de 40 meter is er nu ook op 20 en de 10 meter band. Heb jij daar een uitleg voor? Ik overweeg om het filter dan maar niet toe te passen, maar dan kan ik niet meer op 40 meter uitkomen. Is dit verschijnsel bij jou bekend of kun je me aan een oplossing helpen?

Antwoord: Het verschijnsel is niet zo vreemd. Het is niet te voorspellen wat voor effect een betrekkelijk laag hangende antenne heeft op alle geleidende objecten in een woonwijk waar huizen dicht tegen elkaar staan. Het kan zijn dat de veldsterkte in een bepaalde richting groter werd omdat de (mogelijke) straling van de (verticale) coaxkabel was verminderd. Als je echt zou weten waar storing ontstaat en vandaan komt dan kan je effectief een remedie aanbrengen. Gezien het voorgaande blijft het voor ons zendamateurs een kwestie van proberen wat helpt of wat de storing vermindert. Je zou kunnen experimenteren met een extra mantelstroom filter net voordat de kabel de woning ingevoerd wordt en, of de mantel van de kabel op dat punt goed aarden. (Met b.v. een lange draad ingegraven in de tuin)

Choke balun(2). Met interesse heb ik je site bekeken. Ik ben op zoek naar informatie over mantelstroom filters. Volgens diverse artikelen kom ik uit op ongeveer 10 windingen met een diameter van zo'n 16 cm. Er zijn ook aanwijzingen voor 10 windingen met een diameter van zo'n 10 cm, waarschijnlijk passend op PVC pijpen uit een "doe het zelf" zaak. Wat is het beste advies. Mijn vraag is als volgt: ik heb een FB33 waarbij de dipool extra spoelen heeft voor de 40 meter band. In dezelfde beam komt een separate dipool te hangen voor de WARC banden. Kan ik hetzelfde type filter (windingen vs. diameter) toepassen? Ik vind zelf de diameter van 16 cm erg groot en mijn antenne hangt ongeveer 10 meter boven de straat.

Antwoord: Hier werd uitgebreid getest wat een minimum lengte moest zijn voor een 50 ? voedingspunt op de 80 m band. Dat bleek ongeveer 3 m coaxkabel te zijn, meer is nog beter. Voor 40 m zou men de helft kunnen nemen, maar 3 meter is niet zo veel dus houdt het bij die lengte. In Bosnië stoorde mijn set een militaire verbinding omdat wij beiden hetzelfde ophangpunt voor de antenne gebruikten. Ik had niets anders dan een lege plastic fles ter beschikking en daarop werd dicht bij het voedingspunt van de antenne een choke balun gemaakt met 3 m RG58 op de fles gewikkeld. De storing was meteen verholpen. Thuis deed ik het met RG213 coaxkabel op een PVC pijp van ongeveer 12 cm doorsnede. Een diameter van 8 tot 12 cm is dus goed genoeg. Verder is het beter om de mantel van een choke balun te aarden aan de boom of mast zie de (fig») tekening.

Choke balun(3). Ik heb misschien een domme vraag maar ik stel hem toch, moet een stroombalun persé direct onder de antenne geplaatst worden? Een collega zendamateur heeft er een over en dat wil ik proberen, maar om eerlijk te zijn heb ik weinig trek om nog eens in de mast te klimmen. Mijn vraag is: mag de balun ook in de shack of ergens onderaan geplaatst worden?

Antwoord: Het hangt er van af wat je met de stroom balun wilt bereiken. Vlak bij het voedingspunt van de antenne voorkomt het een eventuele straling van de coaxkabel. Als de balun geplaatst is (fig») net voordat de kabel in huis gevoerd wordt of direct nadat de kabel in huis komt, dan voorkomt het eventueel HF op de apparatuur. Zie ook Ontstoren.

Fritzel balun. Hierbij stuur ik je een foto van het inwendige van Fritzel's W3-2000 balun. Helaas heb ik hem geroosterd.

 

Foto's: PE1HWO

De witte smurrie in het midden is een restant van een dot PUR schuim waarmee de kern in het doosje wordt vastgezet. Fritzel heeft wel een redelijke ferrietkern gebruikt, maar hier gewoon geëmailleerd koperdraad trifilair om gewikkeld. De isolatie tussen de draden is defect, het is nog niet één geheel geworden tussen de drie draden maar het scheelt niet veel. Ik meet een volle kortsluiting tussen 2 en rond de 10 ohm tussen de derde en de andere 2. De ringkern heb ik ontdaan van het isolatiemateriaal. Deze kern ziet er nog goed uit. Ik denk dat die nog wel bruikbaar is.

Antwoord: Het draad dat Fritzel gebruikte heeft voldoende isolatie als het een reflectievrije belasting betreft zoals het midden van een halve golf dipool.

 

 

Bij een niet goed aangepaste antenne zal het voedingspunt reactief zijn met een hogere spanning en dat kan het geëmailleerd draad niet aan vooral als er met te veel vermogen gewerkt wordt. De draden liggen door hun dunne isolatie dicht tegen elkaar zodat ze onderling een impedantie kunnen hebben van ongeveer 50 W. Als je een draad met dikkere (teflon) isolatie toepast, is dat niet het geval waardoor de balun van zichzelf al een hogere SWR kan hebben. Wordt dit geplaatst aan de ingang van een tuner dan is het geen probleem, maar tussen coaxkabel en antenne kan een slechtere SWR opleveren dan de ringkern met het oorspronkelijke draad.

Onbalans bij een 1 ÷ 4 balun.

Al metend zie ik echter één ding dat ik niet begrijp. Met een 200 ohm dummyload aan de gebalanceerde kant van de (fig») balun en 1W input aan de ongebalanceerde kant, heb ik de RF-spanning op beide gebalanceerde aansluitingen van de balun gemeten. Het valt me op dat de spanning op de 'poot' van de balun die via de inductor loopt, bij hogere frequenties veel hoger is dan die op de andere 'poot' die direct op de ongebalanceerde ingang zit aangesloten.

Dit verschijnsel doet zich voor bij zowel baluns op een ferrietstaaf (15 bifilaire windingen) als bij gebruik van een 4C65 ringkern (15 bifilaire windingen) en een 'air core' balun bestaande uit 10 windingen tweelingsnoer op 40 mm PVC pijp.

Ik heb de meting herhaald met verschillende meters (VOM analoog, VOM digitaal, µA paneelmeter met serieweerstand), met verschillende diodes en diode meetkoppen, en met een 100 MHz brede dubbelstraal oscilloscoop met bijbehorende probes die direct de RF draaggolf op beide gebalanceerde aansluitingen tegelijk weergeeft.

Het verschijnsel is consistent en reproduceerbaar en is blijkbaar geen artefact van de meetmethode. De hogere spanning die via de inductor aan de gebalanceerde kant van de balun wordt geleverd, neemt toe met de frequentie en met het aantal windingen. De 15-windingen baluns (ringkern en ferrietstaaf) kwamen met gemak tot 70 V op 50 MHz bij 1 W input. De versie met 10 windingen maakte het iets minder bont, maar het effect deed zich nog steeds merkbaar voor.

Wat veroorzaakt deze hogere spanning op de 'inductieve' gebalanceerde poot van de balun?

Antwoord: Het inderdaad een eigenschap van dit type balun is dat de uitgang niet voor de volle 100% in balans is. Daarom werd het weinig door mij gebruikt. Om het een en ander te verduidelijken is in de tekening de uitgang belast met 200 ? (2 × 100 ? in serie). Z1 en Z2 zijn de eigen "weerstanden" (impedanties) van respectievelijk spoel L1 en spoel L2. Wij zien nu dat in de bovenste tak drie weerstanden (50, Z1 en 100 ?) parallel staan en in de onderste tak maar twee weerstanden (Z2 en 100 ?). Op de uitgangsklemmen zal dus de spanning van U2 groter zijn dan van U1 (U2 > U1). Naarmate de frequentie hoger is, zullen de impedanties van L1 en L2 ook hoger zijn en dat kan zelfs zo groot zijn dat het verwaarloosbaar is ten opzichte van 50 en 100 ?. Bij hogere frequenties wordt het verschil tussen U1 en U2 steeds groter.

Ringkern (1). Op de amateur-markt in Dortmund heb ik een ongebruikte Amidon T520-2 gekocht en die wil ik gaan gebruiken als QRO 1 ÷ 4 balun achter een asymmetrische ATU naar een 450 ? kippenladder van US Wireman met 2 × 19 m dipool en geschikt voor 10-160 m. Met welke formules bereken ik de QRO balun? Ik wil daar 1 mm verzilverd Cu draad voor gebruiken met teflon isolatie. Zit ik goed met dat draad en heb je er ervaring mee opgedaan (QRO balun)?

Antwoord: Een mooie aankoop maar als balun aan de uitgang lijkt het mij minder geschikt, niet vanwege het materiaal maar vanwege de lage zelfinductie. De impedantie van je openlijn + antenne kan aan de zenderkant afhankelijk van de band lage en hoge impedantie hebben. Stel dat die inderdaad 450 ? is, dan zou de zelfinductie van balunspoel eigenlijk minimaal 3 × tot 5 × zo groot moeten zijn zodat een impedantie van 5 × 450 ? parallel staat aan 450 ? van de lijn. Dat worden zeer veel windingen op de kern.

Als we 450 ? aanhouden voor de spoel van de balun, is dat bij 1.6 MHz ongeveer 39 µH. Het aantal windingen is dan √ [( L × 1000) ÷ µ] = √ [(39 × 1000) ÷ 10] = 63 windingen. De 1 ÷ 4 balun heeft dan een bifilaire spoel van 2 × (64 ÷ 2) = 32 windingen.

Aan de openlijn van 450 ? wordt 450 ? van de secundaire spoel parallel geschakeld. De helft van het uitgezonden vermogen verdwijnt in de balun! In het kort gezegd de impedantie van spoel kan te weinig zijn op bepaalde banden waardoor als het ware een weerstand parallel aan de open lijn komt te staan. Overigens hoe hoger de band hoe minder dat een rol speelt omdat de impedantie dan steeds twee maal groter wordt. Het beste is een factor 5 aanhouden en dan wordt de nodige zelfinductie 5 × 39 µH = 195 µH of wel 140 windingen en dat betekent een bifilaire spoel met 70 windingen! Je 1 mm draad met teflon isolatie is wel in orde voor je balun.

Ringkern (2) voor S-Match antenne tuner. Onlangs bouwde een onzer leden de S-Match*, zoals door u beschreven in Electron, inclusief ingebouwde SWR meter en antennestroom meter. Daar hij buitengewoon enthousiast was over de werking, lijkt het ook voor mij een goed idee om dit ontwerp te testen en toe te passen. Al het materiaal heb ik in huis, behalve de ringkern T200-2 van Amidon. Omdat het niet mijn opzet is om veel vermogen te maken, (maximaal ± 120 W) vraag ik u welk type ringkern ik, anders dan een T200-2, het beste kan toepassen.

Antwoord: Het is beter om toch een T200-2 ringkern te gebruiken. Niet vanwege het vermogen, maar omdat met deze (relatief kleine) kern meer ruimte ter beschikking is om dikker draad met een goede (teflon) isolatie te gebruiken. Op een nog kleiner model ringkern zijn meer windingen met dunner draad nodig om de vereiste zelfinductie te krijgen. Dat geeft meer verliezen.

Ringkern (3) voor verkorte 160 m dipool. Ik probeer wat te maken voor 160 m en vanwege de beperkte ruimte kom ik, met het programma loaded dipole, uit op een antenne impedantie van 13.17 ?. Wil ik voeden met 50 ? coax dan zegt het programma: antenne aanpassing moet 2.633 µH zijn. Nu is het probleem hoe doe ik dit, ik wil het proberen met een T130-2 of 4C65 ringkern. Kan je me op weg helpen, ik neem aan dat het met een 1 ÷ 4 balun niet kan? Dat is van 50 naar 200 ?, maar ik moet van 50 naar 13 ? gaan.

Antwoord: Het gaat wel met een 4 ÷ 1 balun want dat transformeert 50 naar 12.5 ?. De SWR wordt dan 13.7 ÷ 12.5 = 1.1. Het mooiste zijn de baluns volgens de tekeningen.

 

 In- en uitgang moeten dan verwisseld worden. Zorg dat de impedantie van wikkeling b'c' tussen 13–21 µH komt te liggen en gebruik een 4C6 ringkern of twee ferriet staven van een AM radio.

BUIZEN

Blauw licht zendbuis. Als ik hoogspanning op mijn buis zet gaat er keurig ruststroom lopen, ........prima zou je zeggen de ruststroom is keurig netjes en constant, echter de buis zend een blauw of paars getint licht uit.

Antwoord: Dat kan men van tevoren niet zeggen, want het is niet altijd een veeg teken. Bij een lange tijd niet gebruikte buis slippen langzaam maar zeker moleculaire luchtdeeltjes via glas metaal overgangen (buispennen en anodetop) naar binnen en vervuilen het vacuüm. Het aanwezige getter, een chemische substantie, kan dat in zekere mate herstellen en ook door verwarming (gebruik in de zender) kan een buis zich verbeteren. Als het proces van verontreiniging te ver heen is, zal een buis last krijgen van of andere vormen van kortsluiting. De inwendige weerstand is dan veel lager geworden en bij het opwarmen zal de ruststroom steeds hoger worden zodat er kans is dat de toegestane maximale anodestroom overschreden wordt. Onlangs probeerde ik een 2dehands 3-500Z buis in een TL922 versterker. De ballon was helemaal blauw gekleurd en zoveel "verkeerd" licht was hier nog niet waargenomen, het leek wel een TL buis. De ruststroom was groter dan normaal en eigenlijk werd aangenomen dat de buis onbruikbaar was omdat er ook nog een paar keer flash-overs waren. Om het verhaal kort te maken, na ongeveer een half uur werd de buis kristal helder en leverde zijn normale vermogen.

Gloeidraden lichten verschillend op. Ik heb een viertal 572B buisjes uit China laten overkomen. Twee buizen zijn prima, maar bij het andere stel geeft de ene buis behoorlijk veel feller licht (van de gloeidraad) dan de ander. Is het in beginsel een foutieve set buizen als ze verschillend opgloeien? Heb je dat vaker gezien en wat waren je bevindingen daarmee?

Antwoord: Ik heb mij er ook steeds over verbaasd dat bij hetzelfde type buis en van dezelfde fabrikant of merk de gloeidraad verschillend kan oplichten; niet in dezelfde fabriek gemaakt? Met de 572B's heb ik dat eigenlijk nog niet vastgesteld omdat zij nogal fel gloeien en er maar twee naast elkaar staan. Een groot verschil zag ik wel bij mijn groot aantal gebruikte PL519's van Philips (!). Zij waren allemaal goed, maar er was onderling toch een groot verschil van bijna niet te zien of de gloeidraad aan is, tot fel gloeien van een andere buis. Kortom het verschil in gloeien hoeft niet alarmerend te zijn.

Pulsbedrijf zendbuis. Wat is het verschil tussen een Eimac 3CX800A7 en een 3CXP800A7? De P zou voor Pulse staan en bedoeld voor medische doeleinden. Wat is het effect van deze buis in een HF lineair?

Antwoord: Inderdaad betekent P(R) meestal puls. Dat wil zeggen dat de buis kortstondig heel veel kathodestroom kan leveren in b.v. radarapparatuur. Ook de anodespanning mag kortstondig zeer hoog zijn (meer dan 10 kV!). Ik heb zelf een 4PR-400A en deze doet het net zo goed als een 4-400A in mijn HF lineairs.

WEINIG RENDEMENT MET 2 × GU-34B in GG

Ik heb een PA overgenomen met 2 stuks GU-34B parallel. Ze zijn als triode geschakeld, dus scherm en stuurrooster aan massa met een lage voorspanning van ongeveer 4 V op de kathodes. Wat mij tegenvalt is de output van deze buizen. Er komt met pijn en moeite maximaal 750 W uit bij 100 W aansturing met een DC input van ongeveer 2500 W. Dus een rendement van ruim onder de 50 %. Zijn deze buizen wel geschikt om als triode te schakelen, zo ja wat is dan de reden van het lage rendement. Is de tankkring misschien niet optimaal berekend of is er een andere oorzaak?

Antwoord: Naar mijn idee is het geen goede schakeling voor een GU-34B tetrode. Bij de grotere broer GU-47B loopt er teveel stroom door het stuurrooster (g1) en daarom gebruik ik die buis niet als triode. Beide buizen lijken sterk op elkaar en g1 van een GU-34B mag maximaal 1.5 W hebben. Weliswaar zijn Russische types sterk, maar het is vrijwel zeker dat er teveel stroom door g1 loopt als de buis als triode gebruikt wordt. Immers in jouw lineair wordt elke buis aangestuurd met 50 W en ik vermoed dat het stuurrooster dan veel te verwerken krijgt. Het verbaast mij dat ze het nog doen. Neemt het vermogen niet af als je wat langer met een draaggolf stuurt? Dat betekent namelijk dat het stoorrooster te warm wordt. Vermoedelijke oorzaak van te weinig rendement:

(1) Een tetrode als triode versterkt minder en heeft dus meer sturing nodig.

(2) Als er dan met te weinig sturing wordt gewerkt is het rendement laag.

(3) Het kan ook zijn dat de tankkring inderdaad niet goed gedimensioneerd is.

Waarschijnlijk komt er meer vermogen met een beter rendement uit als je met meer dan 100 W stuurt, maar dan worden de roosters nog meer overbelast. Al met al vind ik het een ontwerp met haken en ogen.

Idem 4PR-65A. Bij een bezoek aan een dumpshop viel mijn oog op een doos met buizen type 4PR65A van Eimac, mij werd verteld dat het pulsbuizen waren. Ze zien er uit als een 4-65A. Is er met dit soort buizen nog iets te bouwen, misschien zelfs wel een lineair?

Antwoord: Een 4PR-65A is een tetrode die kortstondig zeer veel stroom kan leveren in impuls (radar) bedrijf. De buisvoet is hetzelfde als van een QE-06/40. In een "normale amateur" schakeling kan men ervan uitgaan dat 4PR-65A = 4-65A = QB3/200. Zie Frinear-750 voor een bruikbaar ontwerp of tabellen met gegevens.

Storing door 811A?

Dit (fig») is één van mijn 811A buizen na ca. 2 jaar. Zijn deze buizen nog in redelijk of goede staat of niet. Ik weet de vervanger is een 572B en dat worden ook zeker de volgende buizen. De reden van de vraag is het volgende. Ik heb sinds 2 à 3 weken storing in mijn audio terwijl ik in mijn setup, Icom 756 pro 3 met Heil (pro set plus) micro gedurende 2 jaar niets veranderd heb. Misschien de buizen met een "verrot signaal"? Overigens de buizen gooien nog gewoon het vermogen eruit, want ik gebruik nooit meer dan 200 Watt.

Antwoord: Het lijkt mij niet dat de storing komt vanwege de buizen. Heb je bij je audio installatie soms de speakers verplaatst, ergens de bedrading verlengd verkort etc.?

De buizen worden te warm en ik heb exemplaren waarbij de anode nog meer tijdelijk gesmolten is of zozeer omgebogen, dat er een inwendige kortsluiting is. Je moet de buizen beter koelen. Het kan ook doordat je met te weinig (stuur)vermogen werkt. Door de geringe uitsturing (kleine sinus) is de buis meer "aan" waardoor er meer gedissipeerd wordt. Probeer eens om 200 W te maken met maar één buis. Een buis kan overstuurd worden maar ook onderstuurd.

Verschil PL509 en PL519. Volgens de buizenboeken maakt het niet veel verschil of je de PL509 of een PL519 gebruikt. Hoe zit het met de eigenschappen bij toepassing in een kortegolf eindtrap? Kunnen ze door elkaar gebruikt worden, of is er toch nog wel wat verschil in ruststroom? En wat betreft de output?

Antwoord: Philips is niet duidelijk over zijn eigen producten want in het ene Philips handboek staat anode dissipatie PL509 = 30W en PL519 = 35 W en in een ander boek van Philips PL509 = 35W en PL519 = 40W! In mijn versterkers heb ik ze gewoon door elkaar heen gebruikt. Omdat o.a. 811A's ongeveer dezelfde anodeoppervlakte hebben, reken ik met 40 W anode dissipatie. Maximum output per buis 200W/SSB met goede koeling, maar ik adviseer altijd om per buis niet meer dan 160 W te maken.

4 × 6LQ6, 6JM6, 6JE6.

Een Ameritron AL84 versterker gebruikt 4 × 6LQ6, 6JM6 of 6JE6C buizen die tegenwoordig moeilijk te verkrijgen zijn, welke buis is een goede vervanger?

 

Antwoord: Europese lijnuitgang buizen EL519 of PL519 zijn veel sterker dan de genoemde Amerikaanse typen en kunnen goed als vervangers dienen. Ik weet niet meer of de 519's wel rechtopstaand in de AL84 passen want zij zijn langer (fig») dan de originele buizen. Let wel op de andere aansluitingen van de buisvoet.

MAX VERMOGEN & ANODESPANNING QE08/200 (=SRS461)? Ik heb 3 mooie oude, maar nieuwe QE08/200H buizen en ik wil hier een HF PA mee maken met twee of drie buizen parallel. Nu zag ik dat een DL station zo'n 800 W haalt uit 2 × QE08/200. Als ik in een Philips handboek kijk, doet de buis zo'n 200 W en de anodespanning mag maximaal 1100 V zijn. Dus misschien zijn de Philips data wel aan de voorzichtige kant? Wat kan zo'n buis dan eigenlijk maximaal aan?

Antwoord: Ik moet je waarschuwen voor de QE08/200 types (fig»), want zij oscilleren erg snel uit zichzelf en zijn qua constructie minder geschikt voor een geaarde rooster schakeling. Het is een sterke buis die niet aan te bevelen is voor een onervaren PA bouwer. Omdat de afstand tussen de anodes en de rest gelijkwaardig was als dat van een PL519 ging ik er van uit dat de anodespanning groter kon zijn dan Philips aangeeft. Een PL519 werkte bij mij zelfs met 2800 V op de plaat zonder overslag of kortsluiting. Met een QE08/200 heb ik probleemloos een spanning toegepast van 2200 - 2800 V op de anode. Door experimenteren haalde ik uit één exemplaar ruim 700 W. Volgens de ontvangen rapporten was het een "schoon" signaal. De buis mag maximaal 400 mA stroom trekken. Met SSB is een 800 mA piekstroom gemiddeld maar 400 mA. Om niet het onderste uit de kan te halen werd de buis met SSB tot maximaal 750 mA uitgestuurd. Dat is gemiddeld 350 mA, dus ruim onder het maximum van 400 mA. Er werd voldoende gekoeld met een ventilator; dat is wel belangrijk. Houdt er rekening mee dat de capaciteit van het stuurrooster 30 pF is en de anode capaciteit 13 pF. Met 3 buizen parallel geschakeld moet daar rekening mee gehouden worden door o.a. afstembare ingangskringen. Als dat er is zou je een schermrooster spanning uit het stuursignaal kunnen halen. Gebruik anders een aparte schermrooster voeding, maar dan heb je ook een aparte negatieve stuurrooster spanning nodig.

TB3/750 of QB3.5/750? Ik ben laatst begonnen aan een lineair volgens uw schema. Mijn vraag, ik heb verschillende lampen in mijn bezit en wat is er beter, TB3/750 of QB3.5/750? Ik weet dat de anodespanning iets hoger is bij die QB3,5, maar wat met het vermogen? Wat als ik de PA afbouw met een TB3 en er na tijd een QB3.5 in stop, moet ik dan ook steeds alle in en uitgangsfilters aanpassen?

Antwoord: Als triode geschakeld in geaard rooster schakeling, komt er met een TB3/750 meer vermogen uit. Zie de tabellen bij het artikel. Als je er later een QB3.5 in doet, moet in elk geval het ingangscircuit aangepast worden. Daarom is dat in mijn ontwerp variabel gemaakt. Ook moet de zenerdiode in de kathode kortgesloten worden.

TB3/750 = 3-500Z? Ik heb een Drake L75, met daarin een enkele 3-500Z. Nu heb ik van een vriend twee TB3/750’s gekregen en volgens mij kunnen die zo in de plaats voor de 3-500Z. Is dat zo?

Antwoord: Nee dat kan niet, wel met een QB3,5/750 tetrode als triode. Met een TB3/750 heb je een behoorlijke negatieve roosterspanning nodig, anders trekt de buis meteen ampères Een negatieve spanning kan door het opnemen van een forse zenerdiode in serie met de middenaftakking van de gloeistroomtrafo. Zie o.a. Frinear 750.

COMPONENTEN

Afstemmen magnetische loop. Afstemmen van een magnetische loop d.m.v. de C is zee…r kritisch, dus moet dat met een zeer hoge resolutie gebeuren. Denk jij dat dit met vacuüm C en stappenmotor (met vertraging) zal gaan?

Antwoord: Ja want een vacuüm C heeft ook een vertraging. Ongeveer 10 omwentelingen (of meer) zijn nodig om van minimum naar maximum capaciteit te draaien.

Verouderen elco's. Ik weet uit ervaring dat dit soort type C's na een flink aantal jaren van waarde veranderen. Moet ik bang zijn voor doorslaan van deze C's en is het een "must" om ze te vervangen?

Antwoord: Als een PA regelmatig aan staat is er weinig kans dat de C's doorslaan. Door ouderdom (uitdroging) gaat de capaciteit wel omlaag. Onlangs nog heb ik voor iemand de 220 µF/450 C's opgemeten en vervangen. De capaciteit was 110 µF geworden! De nieuwe modernere 220 µF/450 V C's waren eenderde kleiner in formaat. Als je ze vervangt zit je de komende dertig jaar goed.

Putjes in vacuüm C. Ik zag toch kleine puntjes (arcing) aan de binnenkant op de koperen condensator oppervlakten. Het kan met het testen in de fabriek te maken hebben maar als ze nieuw zijn lijkt me dat sterk.

Antwoord: Dat hoeft niets te betekenen want de vacuüm C die ik 2dehands overgenomen heb zit er vol van en de C werkt goed in mijn huidige tuner zelfs als ik met veel vermogen een test doe. Belangrijk is dat het vacuüm in orde is. Dat is meestal OK als het koper niet geoxideerd is of het glas niet beslaat als de condensator van de warme kamer geplaatst wordt in een koude ruimte (kelder of schuur). Een horlogemaker die de waterdichtheid van duikhorloges kan beproeven, is over het algemeen ook in staat om met zijn spullen een vacuüm C testen.

Dummy load. Ik wil zelf een stevige dummy load maken voor weinig kosten (arme student). Ik kan voor een spotprijs (0.50 euro per stuk) aan 1 kW /18 W weestanden komen (fig»). Nu dacht ik om 20 stuks parallel te maken en dat af te sluiten in een verfblik met olie. Nu heb ik gehoord dat die weerstanden als een spoel gaan werken.

Antwoord: Deze R's zijn ongeschikt want ze bestaan uit draad in een spiraalvorm dat een behoorlijke zelfinductie heeft. Weerstanden in een dummy load moeten inductievrij zijn. Kent Electronics (zie links) verkoopt goedkope 150 W weerstanden per 3 stuks (fig») die reflectievrij zijn. Door serie- parallel schakelen van aantallen kan het juiste vermogen en weerstand bereikt worden.

LINEAIRS

In- en ouput circuit. Wil het output circuit niet omdat het inputcircuit nog niet klopt?

Antwoord: Bij een HF versterker veranderen de in en uitgangsimpedantie als er aan de in of uitgang wat gewijzigd (afgestemd) wordt. Tijdens een SSB uitzending hebben zowel in als uitgangscircuit geen constante impedantie. Input circuits altijd afregelen op lage SWR met de uitgangskring op maximaal vermogen in een 50 ? dymmy load. De eindtrap sturen met een CW of FM draaggolf.

Input circuit. Ik ben bezig met het ingangsfilter ("PI"filter) voor mijn eigenbouw lineair. Nu begrijp ik dat de ingangsimpedantie van buizen in GG schakeling ligt tussen de 100 & 300 ?. Ik test mijn pi filter, variabele C's en 7.1 MHz spoel, met een 20 cm coax kabeltje op een 125 ? koolweerstand en de SWR is dan al 1.5. Dat wordt nog slechter met een weerstand van 200 ?. Mijn inputcircuit is dus eigenlijk niet bruikbaar. Toch wordt het erg veel zo gedaan? Wil je hier iets over vertellen, wat redeneer ik fout?

Antwoord: de ingangsimpedantie van een buis is zelden zuiver Ohms (o.a. door de ingangscapaciteit) en nooit constant tijdens een SSB uitzending. Daarom moet afgeregeld worden met de buis in bedrijf en met maximaal bereikbare output. In mijn diverse artikelen over lineairs staat dat vermeld, zie de volgende alinea:

 

De meeste versterkers hebben een schakelaar waarmee een vast pi filter circuit per band ingeschakeld kan worden. Zo'n ingangscircuit kan men gemakkelijker afregelen met een stukje coaxkabel dat aan het einde bevestigd is aan een variabele condensator Ct. De capaciteit van de kabel wordt een deel van Cx, dus de gezochte en te monteren waarde wordt Cx = Ct + Ckabel. Start in elke band met een vaste ingangscondensator C volgens de tabel en speel dan met Lx en Cx om een zo laag mogelijke SWR te verkrijgen. Als het niet lukt om SWR = 1 te bereiken, experimenteer dan met een geringe verandering van condensator C en regel daarna Lx en Cx opnieuw af. Het moet mogelijk zijn om in het midden van iedere band SWR = 1 te verkrijgen. Elke verandering aan het uitgangsfilter in de anode veroorzaakt ook een wijziging van de SWR aan de ingang. Daarom moet men de ingangscircuits altijd afregelen met maximaal uitgangsvermogen (FM of CW) in een geschikte 50 Ω dummy load.

KLV1000. Is het mogelijk om een KLV-1000 voor 10 m om te bouwen voor HF en dan de volgende vraag, is dit volgens jou te doen en dan bedoel ik meer is dit een grote ingreep qua kosten en loont het zich dan om deze eindtrap om te gaan bouwen?

Antwoord: De ingreep hangt van de beschikbare binnenruimte af en ik ken deze PA niet. Ik heb 27 MHz versterkers gezien waar het moeilijk was om extra of nieuwe onderdelen te plaatsen. Is er wel genoeg plaats voor grotere tuning en loading C's en een extra bandschakelaar dan loont het de moeite. Overigens is de opgegeven output sterk overdreven. Als dat gehaald wordt zullen de buizen binnen een paar maanden op zijn. Verstandig is om met SSB niet meer dan 800 W te maken en nog beter is ongeveer 4 × 160 W. Ik adviseer altijd om met niet meer dan 160 W per lijnuitgang buis te draaien.

Roosterstroom zonder hoogspanning. Bij mijn zelfgebouwde eindtrap trekken de roosters al stroom met alleen gloeispanning aan en de hoogspanning uit staat. Hoe kan dat nou?

Antwoord: De gloeidraad vormt samen met het rooster een gelijkrichter waardoor er enige roosterstroom loopt.

Schema voor 4CX250. Ik heb een geschikte HV transformator en twee splinternieuwe buizen 4CX250 liggen. Zij waren eigenlijk bestemd voor een VHF versterker maar het is er nooit van gekomen. Heb je een ontwerp om met deze spullen een HF lineair te maken?

Antwoord: Vroeger heb ik inderdaad zoiets met deze buizen opgezet. Het was een passief rooster versterker en het schema lijkt veel op mijn ontwerp met een GU43B. Het rooster wordt met een inductievrije weerstand van 50 Ω belast zodat er geen ingangscircuit nodig is. Later werd de versterker weer ontmanteld omdat het lawaai van de geforceerde koeling mij tegenstond. Voor zover ik mij dat kan herinneren, was er ongeveer 40 W stuurvermogen nodig voor maximale output.

Schema voor 811A. Ik heb 2 × 811A zendbuizen te pakken gekregen. De buisvoeten heb ik niet omdat zij in mijn land (India) erg moeilijk te krijgen zijn. Met de buizen zou ik een lineaire versterker willen bouwen. Heb je een geschikt schema want ik kan op internet niets vinden en kan ik de buizen in een printplaat solderen?

Antwoord: Dit voor 811A aangepaste schema heb ik eens gemaakt om met 814 tetrodes te experimenteren. Je herkent hierin mijn FRI400 versterker. De 814's werden als triode gebruikt en dan werken zij vrijwel identiek aan de 811A's.

 

 

Jouw 811A buizen mogen ongeveer 1500 V maximum hebben en met de getoonde 1100 V zal er ongeveer 400 W of iets meer uitkomen. Als je het bij 1500 V houdt kan je ook ontwerpen met 2 × 572B's zoals SB200 nabouwen. Het ingangscircuit moet je zelf uitdokteren, want daar kan ik in mijn aantekeningen niets meer van terugvinden. Zie hiervoor: ingangsimpedantie. De buizen kan je eventueel in een printplaat solderen, maar ik zou eerst iets proberen te maken met stekkerbusjes.

 

Schema voor 10 - 40 m PA.

 

Ik wil een kleine eindtrap bouwen van maximaal 500 W voor de 40, 20, en 10 meter band. Wat voor type buis kan ik hier het beste voor gebruiken? Ik heb al een voeding liggen van 2500 V/1 A. Ik zoek een ontwerp dat simpel, klein, en "fieldday proof" moet zijn. Het liefst zonder ingangs tuner. Op mijn zender zit een automatische tuner, zou ik hier genoeg aan hebben?

Antwoord: Je vertelt niet met wat voor vermogen je de PA aan wilt sturen. Bijgaand tref je een mogelijk ontwerp aan. Ik ga maar uit van 100 W en je moet een beetje experimenteren met de weerstand aan de ingang om het vermogen te beperken tot 500 W en max 400 mA anodestroom. Voor optimaal rendement kunnen ook de taps op L1 en L2 anders uitvallen.

Smoorspoel over de uitgang. Aan de uitgang van alle lineaire versterkers die jij gepubliceerd hebt, gebruik je altijd een smoorspoeltje van 50 µH -2 mH (je schrijft dat de waarde niet kritisch is). Richard Measures zegt in zijn modificaties voor een TL922, dat dit smoorspoeltje vervangen kan worden door een 100 k?/3 W weerstand. Klopt dat of zit hij daar verkeerd mee en waar dient deze smoorspoel eigenlijk voor?

Antwoord: De smoorspoel RFC (fig») over de uitgang van een PA is een door de overheid vastgestelde beveiliging. Ook in vele andere landen moet dat. Als onverhoopt de koppelcondensator C tussen de buizen en een pi filter doorpiept, komt de volle anodespanning op de antenne. De smoorspoel sluit dat kort en een zekering van het apparaat brandt door. Je snapt wel dat een 100 k? weerstand niet zorgt voor een goede kortsluiting. Je moet aan Richard Measures maar vragen of hij zijn vinger op de antenneplug durft te houden terwijl hij de koppelcondensator kortsluit! De genoemde 100 k? is geen beveiliging, maar dient om condensator C te ontladen. Dat heeft men ook wel gedaan in bij voorbeeld een AEA LA-30 versterker.

Tank circuit. Ik ben met een tankcircuit aan het stoeien en er komt echt niet veel uit de versterker. Stel ik heb 2 buizen (QB3.5/750) deze laat ik lopen op een dikke 3 kV (trafo levert 3000 V, gelijkgericht is dit ca. 4 kV). Ik reken voor het gemak met 3500 V (ik weet niet of deze aanname correct is). Ik ga er van uit dat ik mijn buizen maximaal zo'n 400 mA stroom laat trekken. Dit zijn de waardes die mijn Exel sheetje er uit spuugt:

 

Band

160

80

40

20

15

10

m

Plate condensator 

189.0

97.2

48.6

24.3

16.2

12.1

pF

Spoel 

41.8

21.5

10.8

5.4

3.6

2.7

µH

Load condensator 

1828.0

940.1

470.1

235.0

156.7

117.5

p

Anode spanning: 3500 V

Anode stroom: 0.4 A

Anode load: 4679.1 W

Anode impedantie (Q = 10): 467.9 W

Nu wil het geval dat 80 m heel redelijk in de buurt komt, en ook 160 m lijkt goed af te stemmen. Ik heb vermogen gemeten bij maar 5 Watt sturing (ben ik daar te voorzichtig mee?). De stroom die er dan loopt lijkt natuurlijk niet op die in de berekening, maar dat is mogelijk ook niet zo zeer van belang. Als ik nu de hogere banden probeer, dan krijg ik uit 10, 15 en 20m vrijwel geen output (40m niet geprobeerd). Wat wel opvalt is dat 20 m op de 10 m tap wel redelijk lijkt te presteren.

Het valt mij wel op dat de inducties vrij hoog zijn, maar volgens de berekening zou dit toch moeten kloppen. Heb jij zo enig idee waar het mis gaat? Ik kan die taps wel domweg verplaatsen, maar hoe weet ik nu of ik de beste tap heb en een goede Q?

Antwoord: De berekening klopt, daar is niets mis mee. Als je met weinig vermogen uitstuurt heeft de anode een hogere impedantie dan in je rekenvoorbeeld en bijbehorende waarde van de plate C wordt kleiner.

Maar het gaat al mis met 3500 V/400 mA. Omdat je twee buizen parallel schakelt, hebben beide anodes samen al een capiteit van 8 pF aan de uitgang en door bedrading (met 2 buizen) schat ik dat er minstens 15 pF bij komt. Zonder anode C is dat al 23 pF. Op 20 meter heb je dus eigenlijk al geen afstemcondensator nodig omdat de berekende waarde al 24.3 pF was. Logisch dat het op deze band het beter ging met de tap op de 10 m spoel want dan is er meer afstemcapaciteit nodig: minder spoel, meer condensator. Het zal nu wel duidelijk zijn dat op de hogere banden de eigen capaciteit van de schakeling al groter is dan de berekende waarden voor die banden.

Ik weet niet waarom je twee buizen gebruikt met beide samen maar 400 mA, dat kan één buis al leveren met minder capaciteit door bedrading.

Een trafo voor 3000 VAC zal na gelijkrichting en volle belasting ongeveer 3000 VDC geven; 3000 V/400 mA ==> Ra = 4010 W ==> plate-C/1.8 MHz = 220 pF, load-C/1.8 MHz = 1970 pF enz.

Zelfbouw PA. Al met al is het toch best een hoop werk om zo'n lineaire versterker te bouwen. Het valt wel eens even niet mee het zaakje van de grond te trekken. Je komt ook steeds meer tegen .....!

Antwoord: Daar verkijken een hoop amateurs zich op. Als je schema of apparaat ziet denk je "is dat alles", maar vergeten wordt dat veel onderdelen zorgvuldig gekozen zijn en dat geldt ook voor hun montage en de onderlinge verbindingen. Eerlijk gezegd ken ik maar weinig amateurs die zelf een goed werkende 9 banden HF lineair gebouwd hebben. Doe zelf een onderzoek en vraag voorzichtig eens rond wie zoiets echt helemaal zelf gemaakt heeft. De meeste zelfbouwers stoppen ermee vanwege de optredende problemen en de ontbrekende kennis om dat te onderkennen en op te lossen. Vaak beperken zij zich dan maar tot een of twee HF banden of kopen toch maar een lineair. Je hebt het persoonlijk al ondervonden: door zelf te doen en met vallen en opstaan leer je het meeste.

Zekering. Ik kom nog even terug op jouw beveiligingsschakeling met zekering en serieweerstand. Daar heb ik over gecorrespondeerd met een andere amateur en dit is zijn commentaar:

"Eenvoud is het kenmerk van het ware, niks mis met een zekering als beveiliging! Maar er zijn wel grenzen aan de af te schakelen spanning. Een 20 mm zekering werkt niet meer voor beveiliging wanneer de spanning hoger is dan 250 V. Het draadje smelt dan niet maar verdampt in zijn geheel, waarbij het een geleidend laagje op het glas achterlaat. Het gevolg was dat de zekering explodeerde. Wellicht heeft een zand gevuld exemplaar hier minder last van. De anode spanning in mijn PA is beduidend hoger (5 kV)".

Ben jij het met hem eens en zo ja, welk type zekering gebruik jij? Je schakeling heb ik inmiddels ingebouwd en sindsdien heb ik nog geen problemen gehad.

Antwoord: Wat hij zegt is gedeeltelijk waar want vergeten wordt de "remmende" werking van de weerstand in serie met de zekering. Zonder die weerstand zou een "echte" HV smeltveiligheid van ten minste 10 cm lengte nodig zijn vanwege de ontstane vlamboog. Ik gebruik meestal gewone consumenten zekeringen van 20 mm (niet altijd met zand). Afhankelijk van de mate van kortsluiting brand de draad door of barst de zekering in splinters uit elkaar (of ontploft zo je wilt). In het laatste geval is het een overduidelijke onderbreking van het circuit waar het ook voor bedoeld is. Deze eenvoudige beveiliging werkt zo goed dat daarna bij mij geen enkele buis, diode of transformator gesneuveld is. Tijdens mijn vele experimenten gaat er vaak iets mis en ik verslijt dan ook een veelvoud aan zekeringen, hi! Bij 5 kV zal de stroom door de buis waarschijnlijk maar 500 mA zijn en dan kan de weerstand verhoogd worden naar 50-100 Ohm. De spanningsval erover is verwaarloosbaar ten opzichte van 5 kV en de "remmende" werking wordt verhoogd.

Re: Ik meld me nog even om je te vertellen dat ik jouw schakeling heb ingebouwd en dat ik sindsdien geen schade meer heb ondervonden! Na heel lang zoeken ben ik er eindelijk achtergekomen dat de oorzaak van mijn euvel een verschrikkelijke parasitaire oscillatie was. De weerstanden over mijn parasieten onderdrukkers bleken onderbroken te zijn. Voordat ik dit door had hebben mijn buizen heel wat "flash-overs" moeten doorstaan, maar of de zekering in de anodeleiding of naar het schermrooster ging op tijd kapot. Toen ik het euvel ontdekte en verholpen had, bleken al mijn buizen door jouw schakeling gered te zijn. Ze doen het nog fb en ik werk alweer geruime tijd met mijn PA waarin deze buizen als vanouds functioneren. Fantastisch, mijn dank is groot! Ik denk dat je dit wel leuk vindt om te horen. Een fotootje van mijn opgeblazen QE08/200 (toen ik jouw schakeling nog niet kende) doe ik hierbij.

METEN

(Grid)dipper. Ik zit met een vraagstuk waar ik niet helemaal uitkom. Als je een LC kring (trap) hebt gemaakt en je wilt zeker weten of er resonantie is op een bepaalde frequentie, dan kan je deze meten met een griddipper, tenminste zo staat het beschreven. Met welk apparaat breng je deze LC kring in resonantie of zijn alleen de spoel van de LC kring en griddipper de enige instrumenten die je daarvoor nodig hebt? Kan je mij hier iets meer over uitleggen.

Antwoord: Een griddipper (fig») is eigenlijk een meetzender met als antenne een magnetische loop (spoel). De uitwendige spoel maakt deel uit van een oscillatorcircuit met frequentieschaal en een meter als signaalindicator. Een trap is een afgestemde parallelkring. Als een dipper in de buurt van het te meten object wordt gebracht neemt de afgestemde kring een gedeelte van de uitgestraalde energie op dat is te zien als lagere uitslag (dip) op de meter. Hoe sterker de koppeling wordt hoe sterker de dip maar ook hoe onnauwkeuriger de aangewezen frequentie. Bij het vinden van een dip de afstand vergroten en opnieuw een dip zoeken en zo een paar keer door gaan. Verstandig is het om zonder de trap in de buurt te controleren of het instrument in het te meten gebied geen valse dippen heeft.

Meten met een dipper is de beste methode om resonantie van een trap te bepalen. Als er metalen draden of staven aan de trap bevestigd zijn (b.v. een deel van de antenne), schuift het resonantiepunt behoorlijk op. Daarom is een ander meetsysteem waarbij het meetinstrument fysiek contact maakt met de afgestemde kring minder geschikt. Zo'n methode werkt alleen nauwkeurig als de mate van verschuiving bekend is van een andere betrouwbare identieke trap. Het resonantiepunt van de trap kan veranderd worden door zowel de zelfinductie als de capaciteit te veranderen. Meestal doet men dat door de windingen van de spoel in te drukken of uit te rekken of het aantal te wijzigen.

Antenne analyzer als dipper. Sinds kort heb ik een Palstar ZM30 antenne analysator gekocht waarover vermeld wordt dat daarmee ook de resonantie van een trap gemeten kan worden. Ik ben daarmee aan het stoeien geweest maar het lukt niet echt als ik het doe volgens de producent. Deze stelt dat de trap verbonden moet worden parallel aan een inductievrije weerstand van 51 W. De trap die ik wil meten is 100% in orde en komt van een W3DZZ (W3-2000) van het fabrikaat Fritzel. Het is een parallel kring bestaande uit een spoel en condensator. Als de kring resoneert zou de SWR minimaal zijn oftewel een dip moeten hebben volgens Palstar. Een specifieke dip zie ik dus niet want ik meet ze door de hele band. Wat doe ik fout of zie ik over het hoofd?

Antwoord:

 

 

De methode van meten die Palstar opgeeft dempt volgens mij de trap teveel waardoor een eenduidige dip niet mogelijk is. Een bevriende zendamateur was een keer hier met zo'n ZM30 en ik heb hem laten zien hoe je zoiets als "dipper" kunt gebruiken. Dat doe ik zelf ook met een RF1 analyzer. Maak een koppellus (zie b.v mijn model) en koppel dit aan de trap. Je zal in de stand "Z meten" met de loop een lage impedantie vinden. Bij het koppelen, zoals dat op de foto te zien is met mijn RF1, met jouw trap van Fritzel zal je duidelijk een hogere impedantie vinden in het gebied 7– 7.1 MHz. Daarna verminder je de koppeling met de trap om het juiste resonantiepunt nauwkeuriger te kunnen vaststellen. De koppellus is veel groter dan dat van een echte dipper omdat de gevoeligheid van mijn RF1 dat noodzakelijk maakte. Experimenteer met een ZM30 of een kleinere diameter voldoet.

Meter beschermen. Over de meters moeten diodes in tegengestelde richting geplaatst worden.

Ook hier moeten C's overheen, die diodes gaan wellicht iets geleiden en dan moet afgevlakt worden, begrijpelijk. Waarom moeten daar 1kV Condensatoren voor gebruikt worden? Die diodes doen het al bij 0.6 Volt? Daar moet een reden voor zijn denk ik? Is daar echt 10-22 nF/1 kV nodig?

Antwoord: De 10 of 22 nF C's moeten de diodes die anti parallel over de meters staan ontkoppelen. Diodes zijn tegenwoordig zo goed dat ze ook HF gelijkrichten en dat beïnvloedt de meteraanwijzing. Door "flash-overs" kan er een hoge spanning over de meters en diodes staan vandaar dat het beter is om 1kV types te nemen.

TRAFOS

Middentap gloeistroomtrafo. Wat gebeurt er als de middentap van een gloeistroom trafo niet in het midden ligt en je sluit de kathode er op aan.

Antwoord: Met AM zal je misschien enige brom horen maar met SSB en CW is er niets aan de hand. Er zijn zelfs ontwerpen waarbij de kathode aan een van de aansluitingen van de trafo ligt.

Magnetron trafo(1). Waarom moet men twee trafo's uit een magnetron gebruiken in plaats van één? Maak de draad van het blikpakket los en gebruik een bruggelijkrichter of een schakeling met spanningsverdubbeling. Het probleem is alleen dat de ruststroom in de primaire spoel al ongeveer 2 A is. Een Noorse zendamateur heeft 70 windingen bij de primaire toegevoegd en toen werd de ruststroom 200 mA.

Antwoord:

 

In een magnetron voor consumenten is de isolatie van de transformatorspoelen ten opzichte van het blikpakket over het algemeen onvoldoende als een bruggelijkrichter gebruikt wordt. De spanning van de laatste windingen dicht tegen de metalen lamellen kan te hoog worden voor de toegepaste dunne kartonnen isolatie. Het probleem kan opgelost worden door twee trafo's te nemen en een dubbelfase gelijkrichting toe te passen of een enkele trafo geïsoleerd van het metalen chassis te monteren op bij voorbeeld een plaatje eenzijdig glasvezel print.

Een Belgische zendamateur heeft eens geadviseerd om de metalen kortsluitstrippen tussen de blikpakketten weg te slaan. Zowel het Noorse als het Belgische advies kan ik niet goed beoordelen omdat ik het zelf nog niet getest heb. Wel is het zo dat veel trafo's zo compact zijn dat in de praktijk beide mogelijkheden niet uitvoerbaar blijken, althans niet bij mijn acht verschillende trafo's.

Magnetron trafo(2). Ik heb twee grote precies dezelfde magnetron trafo's met secundair ongeveer 2200 VAC. Zij worden aangesloten volgens één van je artikelen (schema hierboven). Er komt onbelast ongeveer 3300 VDC uit, met belasting 2800 à 2900 Volt. Dat is net te veel voor mijn 2 meter PA met 2 × 4CX250 buizen, want zij mogen maximaal 2500 volt hebben. Met die hogere spanning ben ik bang voor flash-over in de buizen. Is er een simpele manier om deze spanning lager te krijgen want het bij of afwikkelen van de trafo's is geen optie door veel lak enz.

Antwoord: (1) Het kan door een oude truc met een (fig») extra (gloeistroom)trafo waarvan de secundaire wikkeling evenveel stroom kan leveren als de primaire wikkeling van de magnetron trafo's nodig hebben. (2) Het kan door de HV spanning te stabiliseren. Dat heb ik in één van mijn PA's gedaan, maar dat artikel moet ik nog maken en plaatsen. Voorlopig komt dat er nog niet. (3) Buizen kunnen vaak een veel hogere spanning hebben dan de fabrikant in de specificaties aangeeft. Zij doen dat om aan de veilige kant te zijn met hun info.

Mijn GU-43B mag maar maximaal 3300 V hebben en onbelast staat er 4 kV op en een Italiaan werkt zelfs 4.5 kV. Een QE-08/200 mag volgens Philips max 1100V hebben en ik heb er tijdens experimenten zonder problemen 2800 V op gezet.

Kan je niet een oude buis met die hogere spanning testen?

 

Vermogen trafo. Onlangs heb ik van een mede amateur een half afgebouwde lineair gekocht volgens jouw Frinear-400 ontwerp, maar in de praktijk blijkt dat de gebruikte transformator (fig») eigenlijk te klein is. Daarom ben ik nu van plan om een nieuwe voeding te bouwen volgens de op jouw site beschreven scheidingstrafo methode. Ik ben echter redelijk onbekend met buizen en dus ook met het rendement van een eindtrap met buizen. Daarom vraag ik me af hoeveel VA de trafo moet kunnen regelen. De grootste scheidingstrafo die ik heb kunnen vinden is 1000 VA. Als ik met een 800 VA of een 500 VA ook toekom scheelt dit natuurlijk aanzienlijk in de kosten.

Antwoord: Bij een HF PA ligt het rendement in de buurt van 50 % tot 60 %. Reken voor de zekerheid met 50 %. Voor een output van 500 W is dus een trafo van 1000 VA nodig. Maar als er alleen CW of SSB gebruikt wordt is dat een intermitterend bedrijf en dan betekent 500 W (PEP) een gemiddelde vermogen van 250 W en dat is een gemiddelde belasting van ongeveer 500 VA voor de transformator. Je ziet dan vaak ook in advertenties van lineairs voor zendamateurs dat er slechts 5 minuten lang een continue draaggolf gegeven mag worden. De trafo is uit kostenbesparing niet berekend voor een continue belasting en de fabrikant gaat er van uit dat na elke korte uitzending er ook een even korte pauze volgt. Kortom als je alleen CW of SSB gebruikt en de output is 500 W (PEP), dan is een trafo die continue belast mag worden met ten minste 500 W geschikt. Een grotere trafo is natuurlijk beter en geeft een zorgenlozer gevoel.

TX & RX.

Huff & Puff in Corsair. Als gebruiker van een Ten Tec Corsair heb ik belangstelling voor je artikel over een PAØKSB stabilisator in deze set. Ik denk dat zo'n Huff & Puff schakeling problemen geeft in een VFO als de set ook een RIT control heeft. Bij het overschakelen van ontvangen naar zenden wordt de frequentie abrupt veranderd. Ik denk dat PAØKSB's bedenksel dat niet kan bijbenen en steeds op een iets andere frequentie stabiliseert. Hoe is jouw ervaring met de stabilisator in de Corsair?

Antwoord: Inderdaad zal de stabilisator met ingeschakelde RIT lokken op het dichtstbijzijnde referentiepunt. Dat QSY'en zal niet meer dan ongeveer plus of min 8 Hz zijn. Ik heb het niet uitgerekend, maar het kan zelfs minder zijn. Het is nauwelijks waar te nemen en vaak genoeg komt de frequentie terug op de oorspronkelijke instelling van het display. Al meer dan vijf jaar zit de stabilisator in mijn Corsair en van het springen van frequentie bij het gebruik van de RIT heb ik geen noemenswaardige hinder ondervonden. (trouwens, hoe vaak is het tegenwoordig nodig om een RIT te gebruiken?). PA3HBT heeft PAØKSB's systeem in zijn Corsair gehad, later weer verwijderd en ten slotte toch maar weer teruggeplaatst omdat de werking tevredenstellend was. In zijn set zit het systeem er al minstens drie jaar in.

Wordt vervolgd